Geschiedenis

In de rubriek Geschiedenis wordt aandacht gegeven aan de (ontstaans)geschiedenis van de gesloten begraafplaatsen in de gemeente Deventer. Voorlopig met de nadruk op de geschiedenis van de oude begraafplaats aan de Diepenveenseweg.

De geschiedenis van de oude algemene begraafplaats aan de Diepenveenseweg in Deventer

Het is lange tijd gebruikelijk geweest om in of om een kerk te begraven, zo ook in Deventer. Rondom de Lebuinuskerk ligt nog altijd het Grote Kerkhof hoewel men daar al sinds het jaar 1664 niet meer mocht begraven. Tot 1831 is nog wel begraven rondom de Bergkerk op het Bergkerkhof.

Koning Willem I neemt in 1825 het initiatief om de gezondheidsproblemen van het begraven in en om de kerk te onderzoeken. De conclusies van dit onderzoek waren dat begraven in kerken en op kerkhoven, voor de gezondheid der levenden zo schadelijk is dat het behoort te worden verboden. Dit mondde uit in een Koninklijk Besluit in 1827, waarbij het begraven in kerken vanaf 1 januari 1829 verboden wordt voor plaatsen met meer dan duizend inwoners. Voor de stad Deventer betekent dit dat een begraafplaats buiten de stadswallen moet worden aangelegd.

De locatie
In 1827 wordt een terrein in de nabijheid van de Zeven Bergen onderzocht of dit terrein geschikt is om een nieuwe begraafplaats op aan te leggen. Twee percelen in de enk, gelegen tussen Noordenberg en Brinkpoort, voldoen aan de minimale eisen. Het ene stuk wordt de Galgenberg genoemd, het andere is daarnaast gelegen. De keus is op de laatste gevallen, het perceel aan de Hoge Hond. Vanaf medio 1828 kan de commissie overgaan tot aanbesteding, onteigenen en ruilen van gronden. Van Albertus van Leusen is in het gemeentearchief van Deventer een getekende kaart aanwezig, waarop hij de begraafplaats schuin over een tiental akkers situeert, waarvan delen worden afgesneden.

De opzichterswoning
Het ontwerpen en bouwen van een woning op de begraafplaats wordt ter hand genomen. De raad heeft dit advies overgenomen. Stadsbouwmeester van Nieuwenhuysberekent de kosten van het bouwen van dit woonhuis. Het gebouw krijgt een kruisvormige plattegrond en bevat een woonkamer, een deel, een beestenstal en een lijkenkamer. Een torentje beschermde de schoorstenen en droeg zonnewijzers aan de zijkanten. In de houten wanden werd in nissen een drietal gietijzeren reliëfs met symbolische voorstellingen aangebracht (gegoten bij Nering Bögel). Deze reliëfs zijn na de verbouwingen in 1875 en 1894 behouden gebleven en tot op de dag van vandaag in de muurnissen te bewonderen.

Reglement
Met het opstellen van een reglement voor de nieuwe begraafplaats en het begraven nieuwe stijl werd snel een begin gemaakt nadat hierover in 1827 instructies van GS Overijssel waren ontvangen. De raadscommissie hiermee belast, had in 1828 een reglement gereed. De begraafplaats was, afgezien van het huis van de opzichter, voor gebruik gereed en het reglement was voorhanden. Dit alles volgens het KB van 1827 met zijn opleverdatum van 1 januari 1829. Toch duurde het nog tot 1831 alvorens een reglement uiteindelijk is goedgekeurd. Het reglement wordt dan gearresteerd door Burgemeester J.W.J. IJssel de Schepper en er wordt begraven vanaf 1 juli in graf nr. 50.

Het opstellen van een begraafplaatsreglement was een complex werk. Natuurlijk bevatten alle concepten overeenkomstige regelgeving over algemene zaken, zoals afmeting, afstand en diepte van graven, het roeren van graven, onderhoud van zerken, de lijkenkamer, 15 opcenten voor de kerken, de tienjarige overboeking en boetes, het verbod op monumenten of om bomen en struiken te planten. De commissie zorgt bij de begrafenissen voor alle voorbereidingen, inclusief personeel buiten de begraafplaats, terwijl de opzichter op de begraafplaats zijn verantwoordelijkheden heeft ten aanzien van begrafenissen en het toezicht en onderhoud van de begraafplaats en daar personeel voor kan aanstellen.
Wat opvalt zijn de vele beperkingen die men aanvoert. Zo mogen er niet meer dan vier personen buiten de directe familie aanwezig zijn bij begrafenissen. Er mogen geen redevoeringen gehouden worden, tenzij met toestemming, en tegen betaling van honderd gulden “omdat men somtijds de nadelige gevolgen daarvan niet kan overzien”. De opzichter zal geen tapperijen of drinkgelagen mogen houden en het gebruik van wijn, bier, sterke drank, pijpen, tabak en koek wordt verboden “als te dikwijls aanleiding tot grote ongeregeldheden en vrij wat aanstoot gegeven hebben”. Ook het klokluiden bij de begrafenis wordt verboden.

Begraafplaats
Opvallend is de eenvoud van ontwerp en aanleg. Tot de eeuwwisseling lag de grens van de begraafplaats bij de huidige ingang. Een middenpad vanaf het toenmalige toegangshek verdeelde de begraafplaats in twee delen. Een dwarspad vormde de scheiding met het roomse gedeelte (in gebruik tot 1869 wanneer de R.K.-begraafplaats aan de Ceintuurbaan in gebruik komt).

Aan het eind van de negentiende eeuw is de begraafplaats tot de huidige omvang uitgebreid. Deze uitbreiding was alleen bestemd voor eigen graven. Vanaf 1894 is hier begraven tot de sluiting in 1918. Bij gelegenheid van de uitbreiding is een nieuw toegangshek geplaatst en een aparte lijkenkamer met aula bijgebouwd.

De eerste twintig rijen in het oudste gedeelte zijn in gebruik geweest als eigen graven. Tot 1918 tellen we 5500 begravingen op dit gedeelte. Jonge kinderen vonden hun rustplaats bij de ouders in het graf. Voor de gehele begraafplaats gold, dat een graf ruimte moest bieden aan drie volwassenen. Voor de particuliere graven werden in het algemeen kinderen tot twaalf jaar niet meegeteld.

Het gebied van de algemene graven beslaat veertig rijen. Dit gedeelte is in de loop der jaren driemaal geruimd, een deel zelfs viermaal.
In het gebied van de algemene graven is men overgegaan tot ruimen van graven in 1861, 1883 en 1910, vandaar dat in dit gebied graven drie- tot viermaal zijn gebruikt om opnieuw te begraven.

Een berekening leert, dat hier tot 1918 bijna 35000 mensen zijn begraven, kinderen meegerekend. Deze laatsten werden veelal met grote aantallen per graf begraven, veertig of meer was geen uitzondering.

Op 1 juli 1918 is de begraafplaats aan de Diepenveenseweg door de gemeenteraad gesloten verklaard en sinds die datum is er niemand meer begraven op de begraafplaats. Wel zijn er na de sluiting van de begraafplaats ongeveer 75 stoffelijke resten van begraven personen weer opgegraven en overgebracht naar de nieuwe algemene begraafplaats aan de Raalterweg.